een brief aan een diertje dat er ooit was, nooit was, maar dat intens gekoesterd werd

Steen-Vretertje, ik stuur je deze brief omdat…

‘Hoe ver moe.. moe.. moeten we eigenlijk va.. va.. vanda…ag fietsen?’. Wij, verkenners van scoutinggroep Sint Martinus, keken de jongen die deze vraag stelde, meewarig vanuit onze ooghoeken aan. We hadden ons met fiets en bepakking op een wolkeloze zomerochtend bij het HK (hoofdkwartier) verzameld om op expeditie te gaan: een week lang naar de ruige Hautes Fagnes, in Robertville (B). Harrie, een lange, bleke, tengere jongen keek onze hopman met een schuine, vragende blik vanachter zijn zwarte bril aan. ‘Het wordt vandaag een pittig ritje Harrie’ zei hopman Piet in een opgewekte stemming. Aan het einde van deze hete dag, na de nodige cols en 90 km fietsplezier bereikten we onze eindbestemming. Een groot weiland, panoramisch hooggelegen boven de bruisende Warche, blauwe verten en een wild veenlandschap. Harrie won de wedstrijd ‘Welke jongen kan de meeste boterhammen eten?’, met 23 boterhammen. Het was ook Harrie die, na een felle onweersbui met hagelstenen en felle windstoten in de duisternis kwam aangesneld. Vol ontzetting sprak hij ‘Hop.., hop.. , hop.., hopman, de hu.. hudo is weg!’ Het bleek dat deze plotse zomertornado de hudo had weggeblazen (HUDO = ‘houd uw darmen open’: het geïmproviseerde en uitgegraven toilet, waarbij je op een horizontale sparrenstam boven een gegraven kuil vol met dikke bromvliegen, je behoefte moest doen). We lachten om Harrie en zijn gestuntel.

Op onze expedities verzamelden en determineerden we de plaatselijke flora en fauna. Hier waren we erg druk mee. Harrie vond, hoog boven de Warche een aantal wonderlijke, vulkanische stenen. Deze waren vol met gaten en gangen. ‘Harrie, wat een geluksvogel ben jij toch’ zei Jan, de vaandrig van onze groep. ‘Dat is nou typisch het werk van de zeldzame steenvretertjes, die al sinds miljoenen jaren net in deze streek actief zijn. Deze komen nergens anders in de verre omtrek voor’. Harrie straalde! Toen we onze fietsen klaar maakten voor vertrek naar huis, laadde hij zijn fietstassen vol met deze stenen. Hij nam koesterend een donkere steen in zijn hand, streelde deze langdurig en keek liefdevol naar het werk van de steenvretertjes. ‘Deze stenen, vol met steenvretertjes leg ik in onze voortuin in Catsop’ zei hij beslist. Op dat moment dacht ik: zo’n warme, oprechte liefde voor iets wat er niet is, dat is bijzonder. Of zag Harrie wellicht wel de diertjes die voor ons oog niet zichtbaar waren? Harrie was een bijzondere jongen!

Niet de drift om te determineren, maar de verwondering, de ontroering, verbeeldingskracht en oprechte liefde voor onze mede-dieren die er ooit waren, nooit geweest zijn of ooit zullen zijn, vormen de drijfveer voor het vullen van een virtuele dierentuin nu en in de toekomst